Wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen BV
De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs een berucht wetsvoorstel bekend gemaakt. Het wetsvoorstel gaat over het begrenzen van de mogelijkheden om als directeur-grootaandeelhouder (DGA) geld te lenen van de eigen BV. Het lenen van de eigen BV is een veel voorkomend en lucratief fenomeen onder DGA’s. Daar wordt nu dus paal en perk aan gesteld.
Hieronder volgen de hoofdlijnen van het wetsvoorstel:
- De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2022.
- De kern van het wetsvoorstel is dat als een DGA in totaal meer dan € 500.000 heeft geleend van de eigen BV, het meerdere direct wordt belast als een fictieve dividenduitkering met 26,9% inkomstenbelasting in box 2.
- De peildatum voor het bepalen van een eventueel overschot aan schulden is op 31 december van elk jaar. De eerste peildatum is dus op 31 december 2022.
- Alle soorten schulden aan de eigen BV vallen onder deze regeling. Het maakt dus niet uit, waarvoor de schuld is aangegaan. Eventuele vorderingen op de eigen BV mogen niet worden gesaldeerd met de schulden.
- Er geldt één uitzondering en dat betreft leningen bij de eigen BV die zijn aangegaan voor de eigen woning (een fiscale eigenwoningschuld). Eigenwoningschulden die op 31 december 2021 al bestaan, vallen (zonder nadere voorwaarden) niet onder deze nieuwe regeling. Eigenwoningschulden die zijn ontstaan ná 1 januari 2022 vallen alleen onder deze nieuwe regeling als de DGA hypothecaire zekerheid verstrekt aan zijn eigen BV. Deze hypothecaire zekerheid moet worden gevestigd met een notariële akte.
- Schulden van ouders, kinderen en andere bloedverwanten van de DGA en zijn/haar fiscale partner aan de BV vallen ook onder deze regeling.
- Als een schuld boven de genoemde grens van € 500.000 uitkomt, dan blijft het ‘overschot’ juridisch gewoon een schuld, ook al wordt het overschot fiscaal direct belast als een fictieve dividenduitkering. Zelfs voor de belastingheffing over inkomen uit sparen en beleggen (box 3) mag de bovenmatige schuld volledig worden meegenomen.
- Opmerkelijk is dat er vrij eenvoudig dubbele belastingheffing kan optreden. Dat doet zich voor wanneer een bovenmatig deel van een schuld allereerst als (fictief) dividend wordt belast en wanneer vervolgens dit bovenmatige deel daadwerkelijk als dividend wordt uitgekeerd. Er treedt dan twee keer belastingheffing op over hetzelfde bedrag. Het wetsvoorstel voorziet in een maatregel om dubbele heffing in dit geval te voorkomen. Die maatregel geldt echter alleen voor het jaar 2022 en niet voor de jaren daarna. Het is afwachten of deze ‘overkill’ in het definitieve wetsvoorstel wordt weggenomen.
- Bestaande afspraken met de Belastingdienst over de aflossing van schulden boven de € 500.000 komen te vervallen.
- Belangrijk om te vermelden is dat schulden onder de € 500.000 aan de eigen BV niet automatisch goedgekeurd worden. Dergelijke schulden moeten nog steeds zakelijk zijn. Wat wel of niet zakelijk is, dat is per situatie verschillend.
Zoals vaak het geval is, is het verstandig om nu nog niet te hard van stapel te lopen. Het gaat hier om een wetsvoorstel dat immers nog vastgesteld moet worden. Het is wel belangrijk om dit wetsvoorstel alvast mee te nemen in eventuele nieuwe situaties waarin een DGA wil lenen van de eigen BV. Ook is het verstandig om bestaande schulden boven de € 500.000 alvast in beeld te brengen en te bezien welke mogelijkheden er zijn.
Denk daarbij aan aflossen uit eventuele eigen middelen (voor zover dat mogelijk is), aflossen met dividend uit de BV of het herfinancieren van de lening bij bijvoorbeeld een bank. Als aflossen met dividend wenselijk is, dan is het verstandig om rekening te houden met het feit dat het belastingtarief oploopt van 25% in 2019 tot 26,25% in 2020 en uiteindelijk 26,9% in 2021.